In den beginne
8 november 1952 schonk mijn moeder mij in Nijverdal het leven. Het was een koude novemberdag en het sneeuwde. Ik had een ouder broertje en zusje en kreeg zowel twee als vijf jaar daarna nog een broertje. In mijn geboorteplaats doorliep ik de lagere school en vervolgens ging ik in Almelo naar het Christelijk Lyceum, waar ik in 1971 mijn diploma HBS-B behaalde. Toen vertrok ik naar Groningen. Ik zette mij aan de studie der sociale geografie. Uren studie en college wisselde ik af met avonden muziek: ik zong en speelde gitaar in een viermansformatie (Chantilly) die eigen werk speelde in de geest van Crosby, Stills & Nash en de Eagles.
En toen?
Na een paar jaar mijn tanden in de geografische leerstof stuk te hebben gebeten – het bleek een stuk meer natuurkundig dan ik verwacht had – besloot ik tot een onderbreking. Aan de dienstplicht viel niet te ontkomen. Ik trok, zij het met gepaste tegenzin, ’s lands wapenrok aan. Het was een weinig vreugdevolle periode, die ik voortijdig op straffe van S5 besloot af te ronden. Opnieuw ging ik noordwaarts, nu voor de studie Nederlands en zie: dat ging aanmerkelijk beter. Al snel hadden zelfs het Gotisch en Middelnederlands geen geheimen voor me.
Toen ik mij na een aantal jaren studie realiseerde dat ik nog een jarenlange studieweg te gaan had en mij dan vermoedelijk een loopbaan als onderwijzer wachtte, besloot ik te gaan solliciteren. Daar komt bij dat ik niet echt een studiehoofd heb. Leren ging en gaat mij niet makkelijk af. Het kostte mij toen al moeite om me gedurende een paar uren te concentreren, wat voor een studie toch redelijk essentieel is.
Een van de sollicitaties pakte goed uit. In 1977 kwam ik terecht op het hoofdkantoor der Koninklijke Nederlandse Toeristen Bond in Den Haag, ook wel ANWB geheten. Hier was ik ruim vier jaar redacteur reisgidsen. Het was een mooie tijd: het ene jaar verbleef ik een week in Bulgarije en drie weken in Turkije, de jaren daarna maakte ik dienstreizen naar Tunesië, Polen, Hongarije en Israël. Van die landen verschenen van mijn hand reisgidsen, met foto’s die ik deels zelf had gemaakt. Het was mijn eerste kennismaking met het drukkerij- en uitgeefvak. En passant kon ik voor de Alarmcentrale auto’s repatriëren, bijvoorbeeld uit Barcelona en Dubrovnik.
Terug naar Twente
De dichter zegt: je kunt de jongen wel uit het dorp halen, maar het dorp niet uit de jongen. Geen kwaad woord over Den Haag, maar het gebenedijde land achter de IJssel lonkte. Opnieuw solliciteerde ik en met succes: uitgeverij Ankh-Hermes in Deventer zocht een medewerker voor haar pr- en promotionele activiteiten. Opnieuw in contact dus met de uitgeverij- en drukkerijwereld. Voor een goed begrip: Ankh-Hermes was de uitgeverij van boeken op het gebied van alternatieve geneeswijzen, oosterse religies, yoga, meditatie en zen, reïncarnatie et cetera. Esoterisch snoepgoed, heb ik het wel eens genoemd. Bekendheid kreeg de uitgeverij met name door de boeken van Erich von Däniken en Shirley MacLaine. In de acht jaar dat ik vanaf 1981 in de koekstad werkte, kon ik die functie nog uitbreiden met redactiewerk. Ik bezocht omroepen, tijdschriftredacties, vertegenwoordigde de uitgeverij bij de Buchmesse en bij Vers voor de Pers, schreef de boekenkrant en organiseerde perspresentaties en een tweedaags evenement, gericht op de ontmoeting van lezers met schrijvers.
En dan: Almelo
Na ruim acht jaar ging het esoterisch jasje mij te krap zitten. Het was tijd voor de volgende stap. Die kon ik zetten in Almelo. Saillant detail: net een jaar daarvoor was ik naar deze stad verhuisd. Hier woonde mijn toenmalige vriendin en ik trok bij haar in. Mijn volgende broodheer werd Koninklijke TenCate, toen nog Koninklijke Nijverdal-Ten Cate geheten. Hier begon ik mijn werkzaamheden op 1 mei 1990. Nijverdal is in 1995 uit de naam gehaald, maar de plaatsnaam leeft voort in het koninklijk predikaat. Het was immers Godfried Salomonson aan wie koning Willem II op 11 juli 1852 ‘de personeele vergunning’ verleende tot het voeren van het Koninklijk Wapen voor de op te richten stoomweverij, de KSW. Die fuseerde in 1957 met H. ten Cate Hzn. & Co.
In 2016 werd TenCate overgenomen door Gilde Buy-out Partners. In 2017 kwam (noodgedwongen) een einde aan mijn 27-jarig dienstverband bij TenCate.
Als 65-jarige zijn de kansen op de arbeidsmarkt gering. Inmiddels geniet ik van mijn AOW en vervroegd pensioen.
Nevenactiviteiten
Naast een officieel veertigurige werkweek hield ik al die jaren tijd en energie over om me voor de stad in te zetten. Begin jaren negentig was ik een der organisatoren van het maandelijks cultureel café van De Weezebeekkring. Daarna heb ik met anderen tal van debatten en lezingen georganiseerd in eerst het Theaterhotel en vervolgens het leescafé der plaatselijke bibliotheek. Ik was vervolgens secretaris en vervolgens voorzitter van Stichting Stadsfonds Almelo, ben al vijftien jaar een der bestuursleden / organisatoren van Zakelijk Almelo (een tweemaandelijks platform voor ondernemers, bedrijfsleven en overheid), kwam op onregelmatige basis met een aantal andere mensen uit het communicatievak bijeen als PRoAlmelo (bekend van onder andere de kalender, het fotoboek en het kwaliteitslabel ‘Made in Almelo’), was een korte tijd lid van de Raad voor de Cultuur, was twaalf jaar actief betrokken bij Rotary, lid van dichtgenootschap De Keerkring (2003-2016), enkele jaren betrokken bij Stichting Muurgedichten Almelo, oprichter in 2006 van sigarengenootschap De Dampkring en sinds een jaar of veertien jurylid en mede-organisator van de Willem Wilmink Dichtwedstrijd, een der grootste dichtwedstrijden van ons land. Neen, ik heb niet stilgezeten.
Daarnaast schreef / schrijf ik korte verhalen en columns en beoefen ik muziek (gitaar). Ik heb mettertijd een redelijk aantal nummers geschreven.
Al deze activiteiten en inspanningen zijn niet onopgemerkt gebleven.
In 2011 spelde burgemeester Jon Hermans-Vloedbeld mij de onderscheiding op behorend bij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Fysiek malheur
Enig fysiek malheur is ook mij niet bespaard gebleven. In december 2004 viel ik uit met oogklachten, die later bleken terug te voeren op een tia’tje. In 2011 kreeg ik in beide ogen progressief staar, waaraan ik redelijk snel kon worden geopereerd.
In oktober 2014 werd ik plots bevangen door een grote draaierigheid, braken en koude – een herseninfarct. Van uitval van lichaamsfuncties was gelukkig geen sprake. Mijn handicap is verborgen want betreft energie, concentratie en aandacht.
In de echt
In juli 2005 trouwde ik met Saskia. Zij is jarenlang actief geweest in het maatschappelijk werk en daarna enige tijd in de horeca.
Tot zover de feiten. Nu de waarheid.
Ik ben een reiziger. Wij allen hebben onze eigen weg in dit leven te gaan. Voor die reis krijgen wij leeftocht mee en een rugzak met bagage: het erfelijk materiaal, opvoeding, normen en waarden. Op onze levensweg komen we in uiteenlopende situaties terecht, zijn er dalen en bergen waar we door- en overheen moeten. Ze ontwijken of ontkennen heeft geen zin. Neem een omweg of een andere route en geheid dat je later tegen dezelfde verschijnselen aanloopt. Tegemoet treden, aanpakken en oplossen dus… en verder gaan. En daardoor groeien. Het leven is in mijn beleving namelijk gericht op groei, op evolutie – in elk geval bij ons mensen met een zelfbewustzijn. (Het is ook daarom dat ik meen dat er zoiets als wedergeboorte is: de ziel ontwikkelt zich tot zij volmaakt is en heeft daarvoor aan één leven niet voldoende.) Het zijn nooit de omstandigheden die ons hebben gebracht waar we op enig moment zijn, maar onze eigen keuzes en beslissingen. Het gaat erom te leven naar je overtuiging, hoe moeilijk ook de beslissingen die daarbij horen. Dat je als mens moet kiezen, maar in die keus gelukkig wel vrij bent, is een van de vele dingen die ik las in Sartre. Ik omarmde het existentialisme, voerde lange gesprekken met gelijkgestemden en andersdenkenden over existentie, evolutie, reïncarnatie en religie versus godsdienst. Ik onderschrijf de woorden van Ronald Jan Heijn (De Volkskrant, 20 april 2002): ‘Contact maken met jezelf is een eenzame weg. En daarom misschien voor velen een onveilige. (…) Ik zag dat religie vaak fungeerde als vluchthaven voor angstige mensen. Als een bron van valse veiligheid. Veel gelovigen zijn niet geïnteresseerd in de waarheid. (…) Het geloof is een veilige illusie. Reïncarnatie is een onveilige weg naar de waarheid.’
Het leven is een leerschool, een school met klassen in de vorm van relaties. Leven heeft per definitie te maken met relaties. Met alles en iedereen op onze weg gaan we een vorm van relatie aan; dat kan een amoureuze, zakelijke of ander soort relatie zijn. Ik verhoud mij op een of andere manier tot iets en iemand. Ik treed mijn medemens met respect en open vizier tegemoet. Argwaan is mij vreemd. Ieder mens heeft bovendien een verhaal. Ieder mens heeft zijn waarheid. Ik geloof dan ook in hoor en wederhoor. Er zijn altijd twee kanten aan een toonbank. Verschillen kunnen trouwens nooit zo groot wezen of ze zijn wel overbrugbaar. Als er verschillende belangen behartigd moeten worden, zal ik kijken waar bruggenhoofden mogelijk zijn en zoeken naar het compromis.
U vindt in mij niet iemand die erg overtuigd is van zichzelf. Sterker nog: ik heb een zekere twijfel bij wat ik kan. Het is een soort basisonzekerheid, zo van: waarom zou een ander ook niet kunnen wat ik kan? Of nog beter? Cogito, ergo sum, filosofeerde Descartes. Dubio, ergo sum, zou mijn motto zijn. Gauw tevreden ben ik evenmin. Ik streef steeds naar het hogere.
De mensen die wij onderweg tegenkomen, kunnen passanten zijn of zij zijn voor korte of langere tijd onze reisgenoot en metgezel. Het hangt er maar van af in welke fase van onze levensweg wij zitten of en hoe wij hen ontmoeten en herkennen. Zij zijn mijn klankbord en mijn spiegel, zoals de hele wereld mijn spiegel is.
De bedoeling van relaties – met name die met je levenspartner – is ook dat je ervan leert, dat het je verder brengt op je levensweg. Je reikt elkaar ideeën en inzichten aan, als waren ze een bete broods of een veldfles water.
Onderweg wil ik mij er dus van bewust zijn wat een contact, situatie of relatie mij leert. Welke les kan ik hieruit putten? Ik denk dat er zoiets is als een rode draad die door al mijn ontmoetingen en ervaringen heen loopt. Een relatie is er ook niet om bij in slaap te vallen. Zeker niet de relatie met je levenspartner. Want waar gaten vallen, kunnen die door anderen worden opgevuld. Ik geloof dan ook niet in bedreigingen van buitenaf: uitdagingen komen alleen van buitenaf, bedreigingen altijd van binnenuit.
Denkt u nou overigens niet dat ik de godganse dag zo loop na te denken en analyseren. Ik schets u een grondhouding. Ik sta makkelijk in het leven en kan erg goed relativeren. Ogenblikken van verbazingwekkende intelligentie paar ik moeiteloos aan evenzovele momenten van ervaringsresistente naïviteit.
Wij vormen onze werkelijkheid en toekomst naar het beeld dat wij ervan hebben. Ergens, aan de horizon, ligt mogelijk onze bestemming. Toch is zij – net als perfectie – waarschijnlijk nimmer bereikbaar. De werkelijke waarde ligt ook niet in het bereiken ervan maar in de weg erheen. Een carrièreplanner ben ik dan ook nooit geweest. Onderweg neem ik de dingen zoals ze tot mij komen en op grond daarvan maak ik keuzes. Levenslust is mijn motor, intuïtie mijn kompas. Ik denk niet meteen aan vijftig stappen verder, want niets is zeker en vandaag is nu.
Het gaat mij niet om het reisdoel, de bestemming, maar om de levensweg erheen. De reis is belangrijker dan de bestemming.