Speelkwartier
Ik vond onlangs wat schriften en agenda’s
die ik gebruikte op de HBS
met teksten, foto’s, pen- en potloodschetsen
en roosters: wie geeft waar en wanneer les?
Geschiedenis, de Duitse schwere Wörter,
een spreekbeurt over Toetanchamons graf
dan algebra, of Frans en aardrijkskunde
maar dikwijls dwaalden mijn gedachten af
en won mijn fantasie het van de feiten:
wat ik ook maar bedacht bestond dan echt.
Mijn wereld was nog klein, maar niet vanbinnen:
verbeelding kent geen grenzen, wordt gezegd.
Ik maakte zelf een voetbalcompetitie
met clubs waarvan nog niemand had gehoord.
Ik speelde èn beschreef dan menig wedstrijd
en wie op welke wijze had gescoord.
Ik schiep een land en daarbij ook de staatsvorm,
bedacht een taal, bracht alles goed in kaart
en tekende de vlag. De vele teksten
en tekeningen heb ik steeds bewaard.
Ik waande mij een veelbelovend dichter,
schreef velletjes vol minnepoëzie
voor meisjes die ik onbereikbaar achtte,
zoals Annette, Reina en Sophie.
Zo lijkt je jeugd wel één lang speelkwartier,
de schooltijd op poëtisch escapisme
maar allengs wordt de buitenwereld groter,
wijkt onbevangenheid voor realisme.
Je raakt misschien een paar illusies kwijt
en krijgt niet altijd naar je zelf vaak gaf
maar niets beknot jouw creativiteit
en niemand neemt je jouw gedachten af.